- ansehen
- ansehenI 〈overgankelijk werkwoord〉1 aanzien, aankijken ⇒ bekijken2 (aandachtig) bekijken ⇒ bezichtigen3 (aan)zien4 aanzien ⇒ achten, houden voor5 aanzien ⇒ lijdelijk toezien♦voorbeelden:1 〈informeel〉 das sehe sich einer an! • kijk nu eens aan!, moet je dat zien!〈informeel〉 sieh mal (einer) an, sieh dir mal das an! • kijk eens aan!, wie had dát gedacht!jemanden von oben (herab) ansehen • op iemand neerkijken2 sich 〈3e naamval〉 eine Ausstellung ansehen • een tentoonstelling gaan bekijken3 man sieht ihm den Kummer an • het is aan hem te zien dat hij verdriet heeft4 etwas für seine Pflicht ansehen • iets als zijn plicht beschouwenjemanden als seinen Freund ansehen • iemand als zijn vriend beschouwen5 ich kann es (mir) nicht länger ansehen • ik kan het niet meer aanzienII sich ansehen 〈wederkerend werkwoord〉1 eruitzien, ernaar uitzien♦voorbeelden:1 das sieht sich hässlich an • dat ziet er lelijk uit
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.